vliegtuig 2
Pagina top navigatie elementen
LEERKRACHT: Laat je dit helemaal groot of ga je dit nog bijknippen?
LEERLING: Dat gaat ie sneller denk ik.
LEERKRACHT: Het gaat niet om snelheid hè? Het gaat om zweven.
LEERLING: Misschien is dat een ideetje. Dat je hier nog ook ehm dat je hier nog (…) maakt en dat je hier nog een beetje (…) maakt.
LEERLING: Maar denk je dat je dit zo bijknipt, denk je dat ie dan snel naar beneden gaat?
LEERLING: Ja, even knippen.
LEERLING: Nee dan moet je hem zo laten want hij moet toch zo sloom naar beneden? Toch? Doe eens een keer zo?
LEERLING (staat op en laat vliegtuig los)
LEERKRACHT: Ja, de testvlucht!
LEERKRACHT: Je ziet dat ie nog een beetje, wappert hè, hij beweegt nog veel. Jaha. Weet je nog wat ik net over de parachute heb gezegd? Dat er iets onder moest, een gewichtje… iets met elastiekjes doen… hier aan vastmaken... en dat je dan hier iets onder… Of je doet wat paperclipjes… voor gewicht.
LEERLING: Moet toch (…)?
LEERKRACHT: Je mag het doorknippen! En je mag ze aan elkaar knopen… ik heb elastiekjes genoeg!
LEERLING: Au!
LEERLING (lacht): Ja dat is irritant hè!
LEERKRACHT: Ik heb genoeg elastiekjes.
LEERLING: Hierzo... ja…
De leerkracht benoemt wat hij waarneemt wanneer de leerlingen het vliegtuigje uittesten. Het vliegtuigje wappert nog te veel. Direct daarna grijpt de leerkracht terug op de voorkennis van de leerlingen. Weet je nog wat ik over de parachute heb gezegd? Net als een parachute moet er iets zwaars aan het vliegend voorwerp.
We zien hier een kort stukje interactie tussen twee leerlingen, waarin duidelijk naar voren komt hoe goed de leerlingen samenwerken. Een van de twee leerlingen heeft een idee. De ander reageert daarop door een vraag te stellen. De leerling geeft met argumenten aan waarom het anders moet. Dit gesprek leidt tot het uittesten van het vliegtuigje.